Ik open mijn ogen en heb moeite met kijken door het felle witte licht. Het licht verdwijnt langzaam en ik krijg mijn zicht terug. Ik kijk rond. Waar ben ik? Ik kijk naast me en ziet een infuus, dan kijk ik naar mijn arm en zie dat het infuus is verbonden is met mij. Ik kijk weer rond. Ben ik in het ziekenhuis? dan herinner ik me weer wat er was gebeurt. De overval. Ik en mijn maten waren bezig met een bankoverval toen het allemaal misliep. De baas van de bank keerde zich tegen me en het laatste wat ik me kan herinneren is die klap met die knuppel op mijn hoofd en nu lig ik hier. Ik vraag me af wat er met de anderen gebeurt is. Ik sta op en stap het bed uit. Ik trek het infuus los en trek een kast open, waar ik mijn kleren vind. Iemand moest die hebben gebracht. Ik kleed me snel om en zie een kalender op de muur. 2013? Er komt een flashback naar boven van toen ik werd geraakt met de knuppel. Ik zag toen ook een kalender op de muur. 2011. Heb ik twee jaar geslapen? Ik verlaat de ziekenhuis kamer en ga opzoek naar de uitgang. Ik weet dat ik hier niet kan blijven. Als de politie weet dat ik wakker ben zal het niet lang duren voor ze me opsluiten. Misschien kan ik beter stoppen. Ik heb al een keer in de bak gezeten en dat was geen pretje. Misschien kan ik beter terug gaan naar Korea. Bij die gedachte loop ik al richting het treinstation. Zonder een kaartje te kopen stap ik in de trein, ik heb nu eenmaal niks meer, geen geld, niks en vertrek richting het vliegveld. Ik heb geen idee hoe ik het vliegtuig in ga komen zonder geld, maar ik bedenk wel iets.